De Noorse boskat

Skogkatt, zo heet de Noorse boskat in zijn land van herkomst: Noorwegen. De Noorse boskat is een halflangharig ras met een 'woest' uiterlijk. Ondanks dat uiterlijk is het een huiselijke en sociale kat, die graag in het gezelschap van anderen leeft: andere katten, mensen, een hond etc.

Geschiedenis
Voor een ongetraind oog lijkt de Noorse boskat erg op de halflangharige rassen Siberische kat en Maine Coon. Er wordt gespeculeerd dat deze drie rassen hun oorsprong zouden hebben in Oost Rusland en door handelslieden over de wereld zijn verspreid. Pans TrulsEchter zekerheid over de herkomst van de Skogkatt uit Noorwegen zal er waarschijnlijk nooit komen.
Wat wel bekend is, is dat ze half wild, half tam leefden (en nog steeds leven) in de buurt van afgelegen boerderijen en zich voedden met jagen op knaagdieren en vissen.

Door verschillende oorzaken werd de Skogkatt uiteindelijk bedreigd (o.a. door vermenging met kortharige huiskatten) en daarom werd er in de jaren zeventig van de 20e eeuw door een groep katten liefhebbers een club (Norsk Skogkattring) tot behoud van de Skogkatt opgericht. Het doel was om door middel van erkenning als ras, de Skogkatt voor uitsterven te behouden.

In 1977 werd de Noorse boskat dankzij hun inspanningen als ras erkend. De boerderijkatten die destijds als Noorse boskat werden gedetermineerd, worden novices genoemd. Bij een beperkt aantal verenigingen is het ook tegenwoordig nog mogelijk om een 'boerderijkat' uit Noorwegen als novice te laten erkennen.

Stamouders
Bekend is de kater Pan's Truls, die als een ideaalbeeld gold. Er gaan meerdere verhalen over de afkomst van Truls, maar gezien de foto's van zijn eigenaren is de meest aannemelijk variant dat Truls geboren is uit hun kortharige huiskat Lucy. Het eerste nestje geplande Noorse boskatten had Truls als vader. Pan's Polaris, ??n van de grondleggers van het ras

Een andere Noorse boskat waarmee de basis van het ras gelegd is, is Pan's Polaris. De staart van Polaris was voor een derde deel wit; dit wordt liefkozend de zogenaamde 'Polaris punt' genoemd.
Omdat er in zijn tijd nog weinig erkende Noorse boskatten voor handen waren, is hij veel ingezet voor de fok. Om deze reden hebben praktisch alle Noorse boskatten Pan's Polaris in hun stamboom, de een wat vaker dan de ander. Hoe vaker een bepaald individu onder de voorouders van een kat voorkomen, des te groter is in principe de kans op het zich openbaren van erfelijke ziektes.
Om deze reden wordt er als 'oorzaak' van erfelijke ziektes al snel naar Polaris gewezen, aangezien hij bij veel Noren in het begin van de stamboom met een hoog percentage inteelt voorkwam. Er is dan ook een groep fokkers dat naast een laag inteeltpercentage, ook een laag percentage Polaris nastreeft.
Zelf neem ik dit wel mee in de planningen, maar laat het niet leidend zijn.

Uiterlijk
De Noorse boskat is een halflangharige kat, die gemiddeld gezien groter is dan de gewone huiskat. Een Noor heeft tot 3 jaar nodig om volledig uit te groeien. Volwassen poezen wegen gemiddeld 3,5 tot 5,5 kilo en katers gemiddeld 5 tot 7 kilo.
Noren hebben een dubbele vacht: stuggere glanzende waterafstotende dekharen en een wollige ondervacht. In de zomer wordt een deel van die ondervacht afgeworpen en daarmee heeft de Noorse boskat in de zomer een geheel andere 'look' dan in de winter. Profiel van een Noorse boskat poesDe wollige staart blijft echter behouden en de kraag -in meer of mindere mate- ook.
Bij het verharen heeft de vacht meer verzorging nodig; buiten het verharen om volstaat het bij een goede vacht om eens per week een kambeurt te geven.
Zilver/smoke en blauw of creme katten hebben vaak een wat zachtere vachtstructuur met meer risico op klitten.
Het is verstandig om van jongs af aan te kammen ook al zou de vacht daar niet direct om vragen; dit om het dier aan het kammen te laten wennen.

Bij de Noorse boskat zijn alle vachtpatronen behalve pointed toegestaan. Verder alle kleurslagen met uitzondering van chocolate, lilac, cinnamon en fawn. De kleur amber is daarbij uniek, deze kleur komt bij andere rassen niet voor en is een kleurmutatie die jaren na de erkenning van het ras is ontstaan en nog veel jaren later als toegestane kleur is erkend.

Er is een rasstandaard voor de Noorse boskat opgesteld, die (gek genoeg?) in de loop der jaren is aangepast. Kennelijk voldeed het oude type waar Pan's Truls model voor stond niet meer? De huidige rasstandaard verschilt heden ten dage tussen kattenverenigingen onderling in enige mate.
Lees hier meer over op de pagina over de rasstandaard van de Noorse boskat.

lees meer

Er is heden ten dage helaas verdeeldheid onder de fokkers van de Noorse boskat over hoe de Noor er uit zou moeten zien. Een groep hangt het type aan dat in de buurt komt van Pan's Truls en een andere groep hangt een wat extremer type aan waarbij sprake is van grote oren en een lange neuslijn die bijna onzichtbaar in het voorhoofd overgaat. Cattery van de Moeshoek streeft het type Noorse boskat na zoals bij het opstellen van de oorspronkelijke standaard is bedoeld. Dat betekent in mijn ogen dat er soms óók gebruik gemaakt moet kunnen worden van meer extreme types om met de kittens het door mij beoogde type te kunnen bereiken.

Karakter
Er wordt vaak beweerd dat katten van dit ras geen schootkatten zouden zijn maar niets is minder waar. Er moet alleen wel bij gezegd worden dat ze op schoot liggen wanneer ZIJ dat willen en niet persé wanneer jij dat wilt. Verder liggen ze graag daar waar jij ook bent, op of tegen je aan. Een groot huis? Heel fijn omdat ze dan kunnen kiezen waar ze zich ophouden, maar toch bevinden bijna al mijn Noren zich altijd in de kamer waar ik op dat moment ben. Kunnen klimmen is voor de Noorse boskat een must

Energie
De Noorse boskat is een redelijk rustige kat - maar kan op een paar momenten per dag een explosie van energie hebben en moet ook de gelegenheid hebben om die energie kwijt te kunnen. Hier hebben ze dat zo'n 2 à 3 keer per dag. Ze racen dan tot wel een uur lang het huis op en neer en de krabpalen in en uit. Dat is dan ook een must voor dit ras om in huis te hebben: een flinke en robuuste krabpaal maar ook andere klimuitdagingen. Uiteraard hoeft dat niet zo ver te gaan als op de foto hiernaast, een met tapijt beklede trap is bijvoorbeeld al een groot plezier voor (Noorse bos-)katten.

Bij onvoldoende mogelijkheden om zich op hun momenten uit te kunnen leven is er een risico op het ontstaan van ongewenst gedrag: nagels krabben aan meubilair, zaken kapot bijten, in de gordijnen klimmen etc.

Frisse lucht
Net als elke andere kat vindt de Noorse boskat het fijn om af en toe naar buiten te kunnen.
Uiteraard zullen er ook binnen Nederland en België woonsituaties denkbaar zijn waarin de kat veilig naar buiten kan zonder verkeersrisico's, deze plekken zijn echter nog maar zeldzaam. Kiest u ervoor om in een bebouwde omgeving uw kat(ten) toch vrij buiten te laten lopen, houdt er dan rekening mee dat uw (dure) kat vroeg of laat overreden kan worden, of ontvreemd wordt. Over gezondheidsrisico's als besmettelijke ziekten nog te zwijgen.Veilige buitenren voor katten

Het veiligst is om de kat buiten te laten komen in een afgesloten tuin, ren of afgeschermd balkon.

Vacht(verzorging)
De Noorse boskat heeft een dubbele vacht: een wollige ondervacht die volledig is bedekt met een glanzende waterafstotende bovenvacht. In de winter is de vacht voller, met name in de kraag en de knickebockers. In de zomermaanden ontbreekt veelal de kraag en ondervacht, de bovenvacht is dan ook korter. Eens per week met een grove kam door de vacht gaan volstaat bij een goede vacht, bij wat dunnere slappe vachten zal dit vaker nodig zijn. Zilver en verdund (creme en blauw) hebben doorgaans wat meer vachtverzorging nodig. Het scheren van een kat is ten sterkste af te raden
Tijdens het verharingsseizoen is dagelijks kammen aan te bevelen om klit- (of erger nog vilt-) vorming te voorkomen. Zelfs dringend aan te bevelen, aangezien bij sterke vervilting enkel scheren nog maar een optie is.
Scheren is echter een zeer slechte optie, omdat de vacht bij het terug groeien na het scheren nog smorender en slechter te ontwollen zal zijn, met als gevolg dat scheren met steeds kortere intervallen nodig blijft.

Voeding / water
Elke kat en dus ook de Noorse boskat heeft een hoogwaardige volledige voeding nodig om gezond te blijven. Er is tegenwoordig veel keus als het gaat om kattenvoer. Droogvoer, natvoer en versvoer (rauw), waarbij snel wat brokken in een bakje gooien het makkelijkste is en het voeren van vers vlees meer investering vraagt van de eigenaar om dit als een volledige voeding te kunnen serveren.

Wij zelf kiezen er voor om vers vlees te voeren, omdat we dan precies weten wat we onze katten voeren. Dat weten we met blik en droogvoer minder, aangezien de ingredienten vaak te raden over laten (bv een term als dierlijke bijproducten, maar ook kleur- geur- en smaakstoffen). Ook geven wij bij voorkeur zo min mogelijk plantaardige koolhydraten als graan, rijst, mais etc. omdat katten carnivoren zijn: PetSafe Drinkwell Platinum drinkbronvleeseters dus, al zijn de granen in commerciële diervoeders als Royal Canin, Hill's, Iams etc. wel ontsloten en daarmee makkelijker verteerbaar, zelfs voor een vleeseter.

Of men nu kiest voor commercieel voer of vers vlees: zorg altijd voor een volledige voeding die op katten is afgestemd en zorg met name bij het voeren van brokken voor voldoende vers drinkwater.Katten drinken van nature erg weinig, en daardoor ontstaat het risico op nierproblemen. Voer uitsluitend vers vlees om dit te voorkomen, of stimuleer uw brokkenkat om meer te drinken door bijvoorbeeld de aanschaf van een drinkfontein. Stromend water prikkelt een kat beter tot drinken dan stilstaand water in een bak.

Erfelijke aandoeningen
Helaas is ook bij de Noorse boskat een aantal erfelijke aandoeningen bekend die voor zouden kunnen komen. Om de kans op vóórkomen te beperken, is het zaak dat ouderdieren zo veel mogelijk op de aanwezigheid van deze ziekten worden getest voor ze een nestje verwekken. Voor sommige aandoeningen is een DNA test beschikbaar, zodat het volstaat om de kat hier maar één maal op testen; bij andere aandoeningen is zo'n test niet voor handen en moet worden beoordeeld op de aan-/afwezigheid van de klinische verschijnselen van zo'n aandoening (via bijvoorbeeld een echo of bloedonderzoek).
Deze laatste manier van testen is altijd een momentopname en zal dus met enige regelmaat herhaald moeten worden bij (ex)fokdieren.

Hieronder een opsomming van bij Noorse boskatten bekende erfelijke aandoeningen.

GSD-IV

GSD IV is een afwijking waarbij overtollige suikers in het lichaam niet op de juiste manier worden opgeslagen. In gezonde dieren wordt suiker opgeslagen als glycogeen, dat direct beschikbaar is wanneer inspanning geleverd wordt. Het enzym dat hierbij betrokken is, wordt aangeduid met de afkorting GBE. In dieren die lijden aan de afwijking, is GBE niet aanwezig. Hierdoor ontstaat een ophoping in organen zoals de lever. Dit leidt uiteindelijk tot uitval van de organen. Lijders aan deze ziekte worden dood geboren of sterven binnen 7 maanden.

GSD-IV komt tot op heden uitsluitend voor bij Noorse boskatten, en vererft autosomaal recessief. Dat wil zeggen dat deze ziekte niet geslachtsgebonden vererft en zich enkel zal openbaren als het dier zowel van de vader als van de moeder het 'defecte' allel heeft geërfd (lijder). Wanneer het maar één 'defect' allel heeft vererfd (drager) zal de ziekte zich niet openbaren, maar de ziekte kan in dat geval wel weer door worden gegeven aan het nageslacht.
Wanneer het dier vrij is van defecte allelen zal het deze ziekte niet kunnen krijgen of aan het nageslacht doorgeven.

Voor GSD-IV is een DNA test beschikbaar. De uitslagen van deze test kunnen zijn: normaal, drager of lijder.

Onze fokdieren zijn allen vrij van GSD-IV getest.

PKdef

Pyruvaat Kinase (PK) is een enzym dat essentieel is voor de energieproductie in rode bloedcellen. Bij lijders is dit enzym afwezig, waardoor rode bloedcellen versneld afgebroken worden. De afwijking kenmerkt zich door bloedarmoede. De symptomen zijn meestal vaag: sloomheid, snel vermoeid zijn, gebrek aan eetlust en bleke, soms wat gele slijmvliezen. De urine kan donkerder van kleur zijn en de milt is vaak ook vergroot. Lijders aan PKdef zullen vroeg of laat verschijnselen krijgen. Het moment waarop dit gebeurt en hoe ernstig het is, verschilt per dier.

PKdef vererft autosomaal recessief. Dat wil zeggen dat deze ziekte niet geslachtsgebonden vererft en zich enkel zal openbaren als het dier zowel van de vader als van de moeder het 'defecte' allel heeft geërfd (lijder). Wanneer het maar één 'defect' allel heeft vererfd (drager) zal de ziekte zich niet openbaren, maar de ziekte kan in dat geval wel weer door worden gegeven aan het nageslacht.
Wanneer het dier vrij is van defecte allelen zal het deze ziekte niet kunnen krijgen of aan het nageslacht doorgeven.

Voor PKdef is een DNA test beschikbaar. De uitslagen van deze test kunnen zijn: normaal, drager of lijder.

Onze fokdieren zijn allen vrij van PKdef getest met uitzondering van Wild Cat's Buffalo Springfield, die drager is van deze aandoening.

HCM

Hypertrofische cardiomyopathie (HCM) is de meest voorkomende verkregen hartziekte bij de kat. Dit is een spierziekte (myopathie) van het hart (cardio) die gekenmerkt wordt door een sterke verdikking (hypertrofie) van de spierwand van het hart.
HCM komt pas op latere leeftijd tot uiting, daarom wordt er gesproken van een verkregen hartziekte. Een kat kan dus worden geboren met een genetische aanleg voor HCM maar óf, wanneer en in welke mate de kat HCM ontwikkelt is van vele andere factoren afhankelijk. De ziekte komt even vaak voor bij katers als bij poezen.
HCM kán een erfelijke oorzaak hebben, maar kan ook ontstaan door andere oorzaken. Bijvoorbeeld als gevolg van een langdurig verhoogde bloeddruk door een verhoogde schildklierwerking.
Er is nog geen eenduidige kennis over of de erfelijke variant van HCM dominant of recessief vererft.

Voor de Noorse boskat is geen DNA test voor HCM beschikbaar. Onderzoek op HCM vindt plaats door middel van echocardiografisch onderzoek van het hart, waarbij grootte, vorm en functie van het hart worden beoordeeld. Dit is altijd een momentopname en dient dus periodiek te blijven herhaald.
De conclusie van een dergelijk onderzoek kunnen zijn: 'normaal', 'voorlopig niet vrij van HCM' en 'HCM aanwezig'.

Wij laten onze fokdieren op HCM onderzoeken door drs R.J. Gerritsen van de Kompaan in Ommen, die als cardioloog aangesloten is bij het Collegium Cardiologicum. De eerste maal op een leeftijd van minimaal 12 maanden, vervolgens de dekkaters jaarlijks en de fokpoezen voor elk nestje.

PKD

PKD is de afkorting voor Polycystic Kidney Disease. Het is een erfelijke aandoening die bij katten voorkomt.
Katten met PKD hebben in beide nieren meerdere cystes (= met vocht gevulde holtes). Zowel het aantal cystes als de omvang van de cystes zal toenemen met het ouder worden van de kat. (De grootte kan variëren van enkele mm's tot enkele cm's). Deze cystes verdrukken het gezonde nierweefsel waardoor de nierfunctie minder zal worden. Je kunt het vergelijken met een ballon die langzaam opgeblazen wordt en door het groter worden het nierweefsel daaromheen verdrukt. Uiteindelijk zal er chronisch nierfalen optreden.

Genezing van PKD is niet mogelijk. Wel kunnen de symptomen wat verminderd worden door medicatie en aangepaste voeding.

lees meer over PKD

Voor de Noorse boskat is geen DNA test voor PKD beschikbaar. Door middel van echografisch onderzoek kan een kat op deze erfelijke ziekte worden onderzocht.
Echografisch onderzoek heeft, onder optimale omstandigheden, een betrouwbaarheid van ongeveer 95% als het gaat om de diagnose PKD (katten vanaf 6 maanden). Naarmate de kat ouder wordt, worden de cysten talrijker en groter en is de kans op een verkeerde diagnose kleiner. Aangezien de betrouwbaarheid niet 100% is, wordt nakomelingenonderzoek en eventueel herhaling ouderonderzoek geadviseerd.

Wij laten onze fokdieren op PKD onderzoeken bij de Kompaan in Ommen op een leeftijd van minimaal 12 maanden.

laatste update van deze pagina: 12.07.2023